PowerScale: Overstappen van het gebruik van enkele NIC's naar een LACP-configuratie

Er zijn een paar punten of regels waarmee u rekening moet houden bij het plannen van deze wijziging:

1. Elke combinatie van interfaces kan in een netwerkpool worden geplaatst.
   • De pool ondersteunt de aanwezigheid van zowel AGG als individuele NIC
2. Dezelfde knooppuntinterfaces kunnen niet tegelijkertijd als afzonderlijke NIC en als onderdeel van een aggregaat worden gebruikt. Het knooppunt moet afzonderlijke NIC of agg-NIC in alle pools waar het knooppunt lid van is.
3. De IP-toewijzing kan veranderen, afhankelijk van de geselecteerde toewijzing.
   • Een statische groep wijst ÉÉN IP-adres per knooppunt per interface in de groep toe. Als het knooppunt één AGG-NIC in de groep heeft, ontvangt het knooppunt ÉÉN IP-adres voor die groep.
   • Een dynamic pool wijst alle IP-adressen in de pool toe.

Stappen om over te stappen van het gebruik van individuele NIC naar LACP.

1. Controleer de koppelingsaggregatiemodus die is toegewezen aan de groep of groepen die in gebruik zijn. De koppelingsaggregatiemodus wordt per groep geselecteerd. Voor alle groepen die in gebruik zijn, moet u ervoor zorgen dat de koppelingsaggregatiemodus is ingesteld op LACP.
   • Als afzonderlijke NIC zich in de groep bevindt, wordt de koppelingsaggregatiemodus genegeerd.
   • Voor AGG NIC in de groep is de koppelingsaggregatiemodus actief.
2. Begin de verandering met het LAATSTE knooppunt in het cluster en werk terug naar knooppunt 1 (of de laagste toegewezen LNN). Voor een cluster met 10 knooppunten begint u met knooppunt 10 (bijvoorbeeld).
3. Verwijder voor alle geconfigureerde groepen het laatste knooppunt uit de groep. In ons voorbeeld wordt knooppunt 10 verwijderd uit ALLE groepen.
4. De statische IP's die aan dit knooppunt zijn toegewezen, worden opnieuw toegewezen. Een client die is verbonden met een statisch IP-adres wordt automatisch verplaatst naar de LACP-groep. Als de client niet is verbonden met een statisch IP-adres, moet deze opnieuw verbinding maken met het cluster.
5. De dynamische IP-adressen die aan dit knooppunt zijn toegewezen, worden verplaatst en de NFSv3-clients bewegen met de IP-adressen.
6. Leg de wijzigingen vast of sla ze op in ALLE pools.
7. Configureer voor het verwijderde knooppunt de netwerkswitchpoorten om LACP te ondersteunen.
8. Voor het knooppunt dat is verwijderd, voegt u het knooppunt opnieuw toe aan ALLE groepen met behulp van het AGG-formulier van de NIC aan de groep.
   • De volgende opdracht laat zien welke vormen van de NIC beschikbaar zijn voor het knooppunt: 

     isi network interfaces list --nodes=X
     

9. Wanneer de AGG-NIC is ingeschakeld (en LACP met de switch onderhandelt), wijst Download Center IP-adressen opnieuw toe (of kan deze handmatig opnieuw in evenwicht worden gebracht).
10. Test of connectiviteit werkt met knooppunt X, in ons voorbeeld knooppunt 10.
    • Het knooppunt kan opnieuw worden toegevoegd (voor test- en controledoeleinden) aan één pool tegelijk. Test die groep en voeg deze toe aan de overige groepen.

Zodra de connectiviteit is bevestigd en clients zonder problemen kunnen werken, herhaalt u stap 3 tot en met 8 voor alle knooppunten, de een na de ander.

Dit artikel biedt een manier om 'online' te migreren voor dynamische clients. Het is ook mogelijk om alle "data" NIC te verwijderen en het cluster in één handeling te configureren. Doe dit met de toegang tot de beheerpoort zoals beschikbaar of de seriële console wordt gebruikt om de connectiviteit voor beheer te behouden. Dit zou sneller zijn, maar meer ontwrichtend. Elke "combinatie" kan worden gebruikt - enkele knooppunten die na elkaar veranderen, of meerdere groepen knooppunten die veranderen. Een knooppunt gebruikt ALLE enkele NIC in ALLE groepen of ALLE AGG NIC in ALLE groepen.