Op sommige toetsen op het toetsenbord staan twee symbolen. Deze toetsen kunnen worden gebruikt om andere tekens te typen of om secundaire functies uit te voeren. Het symbool dat wordt weergegeven op het onderste deel van de toets verwijst naar het teken dat wordt getypt wanneer de toets wordt ingedrukt. Als u op zowel shift als de toets drukt, wordt het symbool in het bovenste deel van de toets ingevoerd. Als u bijvoorbeeld 2 indrukt, wordt 2 getypt. Als u op Shift + 2 drukt, wordt @ getypt.
De toetsen F1-F12 op de bovenste rij van het toetsenbord zijn functietoetsen voor multimediabeheer, zoals wordt aangegeven door het pictogram op het onderste deel van de toets. Druk op de functietoets om de taak uit te voeren die wordt weergegeven door het pictogram. De toets F1 dempt bijvoorbeeld het geluid (zie de tabel hieronder).
Functietoets | Geherdefinieerde toets (voor multi-media-bediening) | Function-toets |
---|---|---|
Het dempen van de audio | ||
Volume verlagen | ||
Volume verhogen | ||
Vorige nummer/hoofdstuk afspelen | ||
Afspelen/Pauzeren | ||
Volgende nummer/hoofdstuk afspelen | ||
Naar extern beeldscherm schakelen | ||
Zoeken | ||
Toetsenbordverlichting in-/uitschakelen (optioneel) | ||
Helderheid verminderen | ||
Helderheid vermeerderen |
De toets Fn wordt ook gebruikt met geselecteerde toetsen op het toetsenbord om andere secundaire functies aan te roepen.
Functietoets | Function-toets |
---|---|
Pauze/Break | |
Scroll lock in-/uitschakelen | |
Lampje wisselen tussen de status van de netvoeding en batterij en de status van de harde schijf | |
Systeemverzoek | |
Het menu met toepassingen openen | |
Vergrendeling van Fn-toets in-/uitschakelen | |
Up/page up | |
Down/page down |